Artikel in De Stentor - Dickhof Rijwielen
Automatisering
januari 23, 2017
Fietsmeting
februari 13, 2017

Bron: De Stentor, Jelle Boonstra

Een fietsenwinkel op het platteland die wèl goed draait.

Oosterwolde op de Veluwe, klein en fijn, een bescheiden dorpje. Maar wat doet die enorme fietsenwinkel (2800 meter) hier dan, met 2000 racefietsen, honderden paren schoenen en kleurige clubshirtjes? Van heinde en verre komen mensen er naar toe om een fiets te kopen, zelfs die van 10.000 euro vliegen over de toonbank of ze niks kosten. Jan Dickhof begon de winkel een kwart eeuw geleden. Als fanatiek wedstrijdfietser. Iemand die weet hoe de vellen erbij kunnen hangen na een barre rit. Dat schept een band met de klant.

Oosterwolde en de naaste omgeving kwamen met een rode stip op de kaart in de wielrennerij. In Twente had je ook zo’n bubbel vol plaatselijk talent. En in Brabant waren er talloze van die bubbels: “Niet zo raar, het jut elkaar op, als je één hardrijder hebt, dan willen die anderen mee.” Dan rijden de jongens uit het dorp zich vanzelf het snot voor de ogen. “Wij wilden niet achter blijven voor Dries en Dries niet voor ons. Er komt nog wel eens iemand van toen in de winkel. Van wie ik dan denk: evengoed jammer dat ik je toen geen pak op je donder heb gegeven.” Bij sommige vervelende klanten komt die gedachte nog wel eens op, trouwens.pic stentor
In Brabant fietsten ze al jaren, voor ze er op de Veluwe eens mee begonnen. Daar kwam het pas echt goed in de jaren zestig op. “Dat komt: fietsen was een roomse sport, de wedstrijden waren op zondag, daar was het geen probleem als je op de fiets stapte. Hier dus wel. Aanvankelijk waren er op zaterdag nog geen wedstrijden. Dan moest je gewoon werken, je had de 45-urige werkweek, alleen zaterdagmiddag was je vrij. Dan kon je als man niet zeggen: ‘Aju, ik stap op de fiets’. Die middag was voor het gezin en de boodschappen.”

Jan is van hervormde huize. Hij weet nog hoe hij voor het eerst op zondag in wielertenue toch de weg op ging. “Het voelde alsof het niet in de haak was. Mijn ouders lieten me vrij in de keuze, maar de predikant vond dat het feitelijk toch niet zo hoorde.” Enfin, hij beloofde op zondag éénmaal mee te gaan naar de kerk, en dat bleek een compromis. Hij zegt het nog wel eens tegen een klant, die trots naar buiten rijdt op z’n nieuwe fiets: en er niet mee fietsen op zondag! Dan is er altijd twijfel of dat eigenlijk wel een grapje is. Dickhof: “Weldra kreeg je door de week al zoveel wedstrijden, dat het op zondag niet meer zo hoefde.” Wel jammer dat door het afschaffen van die 45 uur ook het zaterdagvoetbal opkwam, trouw op de radio verslagen door de NCRV. Toen werd het aan de kant van de weg stiller met supporters. Niet erg, als renners bleven ze onveranderd het snot voor hun ogen rijden. Er valt veel te halen in deze bijzondere fietsenwinkel met z’n fietsen en dure onderdelen – je hebt tegenwoordig zelfs tandwielen met gouden tandpunten. Er zit dik vlechtijzer voor de ramen, maar het geheime antidiefstal-wapen bevindt zich naast de winkel in een grote kooi. Loop maar eens mee: zegt hij: “Ziehier, een Mechelse herder met 100 procent bijtgarantie.” Die wordt ’s nachts in de winkel losgelaten. De herder blaft zo hard tussen de tralies door, dat het schuim door de lucht wegschiet. “Zeg zelf: zit daar geen rotkop op? Hij vliegt je zo naar de strot”. Weinig ruimte hier voor subtiliteiten en zijn vennoot Eddy Veldman, aan wie hij de zaak uiteindelijk overdraagt, woont ernaast en is in een mum van tijd in de winkel. Als iemand overdag betrapt wordt op diefstal, wordt-ie meegenomen naar de kantine en onderhouden over recht en bezit en dat dit volgens de geboden niet de bedoeling is. Soms druipen de dieven dan af met een blik in de ogen of ze er liever de politie bij hadden gehad. Ze hebben een vaste gast, een kleptomaan, die tussen de stellingen verdwijnt en met de zakken vol wordt aangehouden, die moet dat allemaal op tafel leggen: “Spijt, spijt en gebak.” Een paar weken is het stil en dan staat hij er weer met de zakken vol, weer spijt-spijt en gebak. “Ach ja, die man is ziek”, zegt Dickhof. Toch wordt er anderszins niet moeilijk gedaan, als iemand een fiets uit wil proberen, ‘nou neem ‘m maar mee, probeer maar eens even heel goed’. “We zijn daar wel eens mee op de koffie gekomen, maar niet heel vaak – je ziet meestal wat voor vlees er in de kuip zit.” ‘Wie twee keer het wiel uitvindt, kan een fiets maken’, hangt er als tekst op een Delftsblauw bordje. Wijsheden zijn soms simpel. Net als Dickhofs zakelijke instinct. Hij was metselaar in de bouw, maar toen het goed ging met de wedstrijden en het prijzengeld, ging hij in de fabriek werken – om energie over te houden voor het fietsen. Hij kon er niet echt van leven, helaas. In tegenstelling tot Dolle Dries. “Die fietste in de zomer, en ’s winters ging hij schaatsen. Was in beide een uitblinker.” Toen hij een keer een fiets wilde inruilen, die hij van een sponsor kreeg, wilde Dickhof hem niet hebben, vertellen ze met smaak in het dorp. “Die heb je gekregen, dan moet je er geen geld voor vragen.” Een opleiding voor de fietsenwinkel heeft hij niet. “Het is net als in de sport. Een sporter luistert goed naar zijn lichaam, als zakenman luister je naar je portemonnee, als je boven je krachten gaat rijden, dan ga je kapot.” Natuurlijk heeft hij veel tegenwind gekregen van internet. “Daar is het wel goedkoper, maar daar heb je geen service, en als je er echt heel serieus mee bezig bent is de kennis uiteindelijk meer van doorslag dan het geld.” De mensen hebben meer geld nu, als de prestaties achterblijven, dan ligt dat altijd aan ‘het materiaal.’ Maar zo is het niet. “Je moet niet eindeloos gaan lopen klooien met zadels of met onderdelen. Een fiets is goed of niet goed, het moet ook goed vóelen.” “Ik zeg hier altijd: fiets nooit met slecht weer, fiets nooit tegen de wind in. Kies een mooie dag uit. Als het te koud is, en je zit huiverig op een fiets, dan krijg je het gevoel dat de fiets niet lekker is, daarna komt het nooit meer helemaal goed.” En als het desalniettemin nog niet goed ís? Nou kruipt Dickhof even graag in zijn rol als oudgediende: “De generatie van nu is te soft. Op een gegeven moment moet je zeggen: het zadel op en nou gewoon doorbijten.” Hij maakt een vrolijke grimas: “Dat vertellen ze je niet op internet.”